Voedseleiwitten worden eerst gehecht aan de oppervlakken van een microtiterplaat. Op één plaat worden 90 voedingsmiddelen getest. Iedere oppervlakte van de plaat wordt behandeld met één specifiek voedingsmiddel.
Daarna wordt uw bloedmonster in alle oppervlakten van de plaat gebracht. Wanneer het monster specifieke IgG-antilichamen tegen een bepaald voedingsmiddel bevat, zullen deze zich binden aan de aanwezige voedseleiwitten, net zoals dit ook in uw lichaam gebeurt.
De binding wordt zichtbaar gemaakt door een kleurreactie. Geavanceerde meetinstrumenten registreren vervolgens nauwkeurig hoeveel IgG-antilichamen zijn gebonden.